Er zijn van die momenten in je leven dat je jezelf afvraagt waarom je bent geboren in het nest van je ouders. Waarom jouw zieltje de wieg bij hen koos en niet een straat, stad of land verder.
Mijn inzicht kwam toen ik in een fotoalbum stuitte op zwart-wit foto’s van mijn vader, gestoken in een witte schort. Staand tussen de verfpotten, plamuurmessen en krabbers. Als meester in het schildersvak streek hij met zijn kwast een meubelstuk tot nieuw leven. In de schuur, een plek van georganiseerde chaos, zat ik als kind muisstil. Met mijn knietjes op een krukje, hangend over de werktafel, keek ik af wat mijn vader deed.
Hoe hij toverde met de blikken verf en tubetjes, ze handig open wipte met een schroevendraaier, druppel voor druppel de pigmenten in de verf liet vallen en al roerend met een verfstokje magische kleuren mengde.
Hoe hij me opzij schoof als ik boven de potten hing en de bedwelmende lucht van de verf en de verse kleur in mijn hersenen absorbeerde.
Hoe hij de roller in de verf doopte, die zuigend en slokkend over het roostertje werd gerold, klaar voor de metamorfose van een spierwitte muur. Mijn vader op zijn houten trap, die de verf met zijn roller als een meditatieve tikkende klok van links naar rechts en van boven naar beneden, liet lopen.
Hoe hij aan het einde van de dag zijn vingers schoon maakte met een oude tod, gedoopt in de terpentine. Het liefst duwde ik mijn neus in die smoezelige lap en zoog als een kleine junk de bijtende lucht op, die mijn neus open zette en een cocon van rust gaf.
Het afkijken was leren. Bij het kleuren van mijn eerste muur in mijn favoriete kleur oranje, een kind was ik nog, leek het alsof ik mijn hele leven niets anders had gedaan. Het zien van nuances en kiezen van kleuren in mijn werk als interieurontwerper, zat in mijn DNA geprint.
Ik had niet anders dan hun wieg kunnen kiezen.
Dorrit
Voor een reactie op deze blog ga naar de contactpagina.